Article image

De arrestatie van Alex

March 5, 2023 - 11 min leestijd

Zaterdag 12 juni 1943. Waar Alex voorafgaand aan zijn arrestatie op het perron van Apeldoorn woonde, was mij aanvankelijk onbekend. In een brief van “tante” staat dat hij in een gezin verblijft waarvan de vader in Utrecht in de gevangenis zit en tijdens zijn proces verdedigd wordt door Mr Schim van der Loef uit Den Haag. Tijdens de corona periode probeerde ik bij het archief in Utrecht informatie te verzamelen, maar dat was door de lockdown niet mogelijk. Tot ik door Roeland Oudejans-Albers een aantal documenten kreeg die hij in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) had gevonden. Door deze gegevens vielen weer enkele puzzelstukjes op zijn plaats. Ik geef hier de integrale tekst uit het archief weer zoals ik die kreeg.

De eerste getuigeverklaring komt van Marten Huigen ( de vader van de familie waar Alex verbleef):

Op 12 juni 1943 kwam ik na zeven maanden in Vught gevangen te hebben gezeten, weer thuis. Voordien had ik reeds bij mij in huis genomen een Jodenkind, genaamd Alex Kan, afkomstig uit Amsterdam. Ik kende toen deze, zijn werkelijke naam, nog niet. Ik kende hem als Frank Lodeize [Lodeizen-red.]. Het was een jongetje van ongeveer 12 jaar. Al den tijd dat ik in Vught zat is hij bij mijn vrouw gebleven. 12 juni 1943, des avonds omstreeks 8 uur, ik wist toen nog niet dat Frank gearresteerd was, kwamen aan mijn woning aan de Ritbroek[dwars]straat alhier, twee in burger gekleede personen. Eén van hen, Pelk genaamd, kende ik. De andere heb ik later leeren kennen als Oosterdijk. Pelk kwam achterin en Oosterdijk voor. Pelk vroeg aan mij wie of de dame was die ‘s middags bij ons op bezoek was geweest. Daar mijn vrouw en ik niet wisten dat die dame des middags gearresteerd was, konden wij hierop niet direct een afdoend antwoord geven. Pelk vertelde toen dat die dame met een Jodenkind het welk bij ons verborgen was, ‘s middags door hen gearresteerd was. Hij wilde mijn vrouw arresteren op grond van het feit dat zij huisvesting aan een Jodenkind had verleend. Ik heb toen gezegd dat hij niet mijn vrouw, doch mij moest arresteren, daar het kind reeds voor mij arrestatie, zeven maanden geleden, bij ons in huis was en dat ik dus de schuldige was. Ik deelde hun mede dat een arrestatie van mij ten onrechte zou geschieden, daar bedoelde jongen geen Jood, doch een half-Jood was. Dezen waren toentertijd nog vrij. Tegen de arrestatie van het kind protesteerde ik op dezelfde gronden en ik heb hun gezegd dat ik alle middelen zou aanwenden om het kind weer vrij te krijgen. Ik wilde hun vervolgens de op het kind betrekking hebbende papieren toonen, doch kwam tot de ontdekking dat het kind de papieren dien middag had medegenomen, Pelk en Oosterdijk gaven dit toe en zeiden de papieren gezien te hebben, doch te vermoeden dat deze valsch waren.
Het is Co de Wilde gelukt denzelfden dag van haar arrestatie van het politiebureau alhier te ontvluchten. Ik heb haar later nog eens gesproken en zij vertelde mij dat toen. Ook dat zij met Alex Kan op het perron gearresteerd was geworden. Het jongetje is naar Westerbork vervoerd. Vandaar heb ik van hem nog eens een brief gehad en heb ik aan hem zijn kleeren gezonden. MIjn tweede aan hem gerichte brief kreeg ik terug met een groote “T” er op, ten teeken dat hij op transport naar Duitschland was gesteld. Uit alles kreeg ik de indruk dat Pelk de leiding van het tweetal had. Hij deed ook hoofdzakelijk het woord. Ik kreeg den indruk, zeer zeker van Pelk, dat zij het arresteren van Joden met volle ambitie deden. Oosterdijk gaf mij nog wel toe dat hij dit werk wel eens met tegenzin deed. Als ze werkelijk gewild hadden, hadden zij op grond van de papieren, die allen een zeer officieel karakter hadden, het kind vrij kunnen laten. Op grond van de papieren ging het kind zelfs naar school. Wanneer zij zeggen dat zij niet anders konden handelen, dat is dat een leugen. Zonder bezwaar voor hun zelf hadden zij het kind kunnen laten loopen.

Hier is de ik-figuur de heer Marten Huigen, wiens echtgenote met de 3? dochters het gezin draaiende moest houden tijdens zijn gevangenschap. Van haar is dus de brief van 19 april 1943, die de aanleiding was om in Utrecht te gaan zoeken.
Op dezelfde dag schreef Frank (Alex) ook een brief aan zijn vader.

Het transcript is van de brief van "tante" hierboven:

Mijnheer Gart
Met deze hartelijk dank voor de kaart voor mijn man
Nu, ik vind het erg prettig dat hij nu geregelt sigaretten kan krijgen. Gistermorgen weer één brief van hem ontvangen. Waarin stond, dat hij de pakjes zoo goed verzorgt waren. Dus daar uit kan ik opmaken, dat alles doorgaat he!
Mocht hij geluk hebben dat hij gauw vrijkomt dan krijgt u natuurlijk dadelijk u kaart terug. Hij maakt het heel goed,
Hij schrijft, als jullie zoo gezond zijn als ik dan heb je geen klagen. Ik maak het heel goed. Zijn zaak komt achter in April of voor 1 Mei in Utrecht voor de Burgerrechtbank.
Tien minuten voor de rechtzitting mag ik hem spreken. En de rechtzitting bijwonen. Dus maar weer moed houden. Mijnheer Schim van der Loef treed op voor hem. Een advocaat uit den Haag is dat.

Nu met Frank gaat het heel goed. Hij is hier al heelemaal eigen hoor. Ook met de kinderen op straat. Mijn kinderen spelen veel op straat. Ook hij heeft de gewoonte al overgenomen, en kan goed met de jongens opschieten Wat heerlijk dat kinderen zoo gauw zich aan kunnen passen he! Nu mijnheer tot een volgende keer. Het beste en gegroet van Frank zijn
tante

Image
Een brief van Co de Wilde aan Gart - [Julia Polak aan Jules Kan]
Een brief van Co de Wilde aan Gart - [Julia Polak aan Jules Kan]

Transcript

Beste Gart,
Vanmorgen waren mijn eerste schreden naar W. de Bé.
Veel resultaat had ik niet bij hem, want zooals je uit mijn briefje zult zien, luidt zijn advies “niets doen”. Hoe moeilijk het is dezen raad op te volgen, zijn we van oordeel, dat het werkelijk, wat de “legale”kant betreft, het beste is wat we kunnen doen.
De kwestie van de advocaten heb ik nog toegelicht, maar ook hierin was hij van mening “niets doen”.
De levensmiddelenkaart is ook nog ter sprake gekomen. Doch later, toen ik bij mevrouw Meeusen was, hoorde ik, dat er niet een zwarte, doch een roode kaart in A aanwezig was. Nu begrijp ik wel, waarom er aanmerkingen gemaakt werden op die kaart, in A behooren ze allemaal zwart te zijn. Mevr. H moest ook al haar kaarten toonen, en er was één roode bij, waarop de opmerking werd gemaakt, “O, deze zal dan wel zwart gekocht zijn”. Begrijp je nu ook, wat er gebeurd is. Verder zou ik over deze kwestie maar niet inzitten.
Mevr. Meeusen heeft inderdaad bezoek gehad van H en hem doorgestuurd naar L. Ze was buitengewoon over H te spreken. En hij op zijn beurt was zeer over Fr. tevreden.
De fam. M. heeft natuurlijk ook geen rust of duur gehad en is, ondanks alles, ook maar op pad gegaan om alles in het werk te stellen, om voor de jongen te doen wat mogelijk en onmogelijk is.
Ook zij hebben iedereen aangeklampt om te weten te komen, waar of de jongen is, doch tot vandaag hebben wij beiden hetzelfde negatieve resultaat. Ook hebben zij onder oogen gezien of er pakjes en brieven gevonden konden worden, en er ook met andere advocaten over gesproken, doch eenstemmig is het oordeel “niet doen”. Waarschijnlijk is hij in de Weeskamer (ook dat wist mevrouw M. me te vertellen,) en daar hebben ze het, naar omstandigheden best. Nadat we elkaar de resultaten van de afgeloopen week
2.
verteld hadden waren we van oordeel, dat we “onafhankelijk” van elkaar, tot precies dezelfde resultaten zijn gekomen en nu beiden op hetzelfde, ik zou bijna willen zeggen “doode” punt zijn aangekomen. Wel merkwaardig hoor! Maandagmorgen ben ik samen met W de Bé naar de JR geweest om het request te versturen en dezelfde avond is de heer M. bij hem geweest, om te vragen welke stappen ondernomen konden worden. Hem gaf W de Bé tot antwoord, dat hij per koerier zou trachten bericht van de jongen te krijgen. Stom verbaasd was ik te hooren, dat ook zij in contact stonden met hem, en dat hij noch aan hun, noch aan mij daar iets van verteld heeft. Begrijp jij dat?
Ook vroeg ik B de Wé of, indien de jongen zijn naam genoemd had, het mogelijk zou zijn hem een z.g. 120.000 stempel te bezorgen.
Dat kost 33.000 was zijn antwoord. Absoluut geen bezwaar, was mijn wederwoord, dat geld komt wel in orde. Maar zei hij toen, voor een “onderduiker” zag hij er toch geen kans toe.
Bij de JR is het hopeloos op het oogenblik. Er komen niets geen berichten door van W. geen brieven, ja zelfs geen koeriers komen er van A.
Mijn eerlijke meening is, alles in het werk stellen om illegaal de jongen er uit te krijgen, want officieel is het contact, op het oogenblik tenminste, heel moeilijk. O ja, wij zullen wel eens antwoord krijgen, op onze brief, maar ieder minuut is kostbaar, ook al wordt hij vastgehouden, zoolang er over hem gecorrespondeerd wordt. Zit iedereen maar flink achter de vodden, dan komt het misschien nog goed voor elkaar.
Van Fred heb ik tot nu toe nog niets gehoord. Mevr. M wist mij te vertellen, dat je Vader verhuisd is, waar naartoe wist ze niet want niemand mag zijn adres weten, alleen de zusters, waar hij tot nu toe is geweest, zijn op de hoogte, en hebben beloofd het contact tusschen hem en de buitenwereld te bewaren. Alles is in de beste harmonie gebeurd dus daarover behoef je gelukkig geen zorg te hebben.
Vanavond ga ik naar E (?). Ik geloof echter niet dat ik hem zal vragen naar een advocaat te gaan, nu W de Bé het zoo sterk heeft afgeraden. Mocht je echter over één en ander een andere mening hebben, laat het ons dan zoo vlug mogelijk weten, opdat we volgens jouw wensch kunnen handelen.

Ook ben ik nog naar een kennis van de JR geweest om te vragen of hij op de lijst na kon zien of Fr L of LK te W geregistreerd zijn. Dit was “onofficieel”. Hij was direct bereid, doch kwam terug met de mededeeling, dat er nog steeds geen lijsten met namen van de in de afgeloopen weken naar W gebrachte personen zijn gearriveerd. Ook dit was weer mis. Helaas. Nu Gart hou me op de hoogte met jullie belevenissen, Wees sterk Co

Mevr. M. heeft een introductie gekregen om hedenmiddag naar Ascher te gaan.
Zij vroeg mij nog of ik haar raadde alleen te zeggen of vol te houden. Mijn raad was, “volhouden”. Is dit naar je zin? Dag. Co

De getuigeverklaring van Co de Wilde [Alias Julia Polak]

    • { Julia POLAK- Father Kan . }

*{ Julia POLAK (Alias - Co de Wilde)

  • Ze zat ondergedoken in Deventer, net als de vader van Alex Kan
  • Vader Kan wilde graag voor een weekend lang zijn zoon te logeren hebben,, Julia is gevraagd hem op te halen. }

De heer Kan wilde graag voor een weekend zijn zoontje bij zich hebben en vroeg mij of ik hem wilde halen. Het jongetje was in Apeldoorn ondergedoken bij een zekere Huigen, wonende in de Ritbroek[dwars]straat. Den dag dat ik Alex ging halen kwam Huigen juist terug uit een concentratiekamp Alex Kan had papieren ten name van een half-Jood, genaams Frank Lodeize. Deze papieren waren echt en van een bestaand iemand. De half-Joden waren toen, mits zij niet in overtreding waren, vrij, zoodat op hem geen enkele maatregel van toepassing was. Nadat ik Alex gehaald had zijn we naar het station te Apeldoorn gegaan. In afwachting van de trein liepen wij achter op het perron buiten de overkapping. Op een gegeven oogenblik kwamen twee personen naar ons toe die ons aanspraken. Beiden waren in burger gekleed, de eene was lang en de andere een betrekkelijk klein persoon. Ze waren in burger gekleed. Of ze zich als politiemannen bekend hebben gemaakt, weet ik niet meer. Wie van de twee ons aansprak, weet ik niet meer. Wel weet ik dat de langste (Pelk) Alex ondervraagde. Toen ik mij in dit gesprek mengde werd ik door de langste afgeblaft en kreeg ik te hooren dat ik mij er buiten moest houden. Op het perron kwam wel uit dat Alex, alias Frank Lodeize, een half-Jood was, docht niet hij een Jood was. Later op het politiebureau wel. Ik bracht toen de papieren van hem ter sprake en probeerde hem vrij te krijgen daar hij zogenaamd half-Jood was. Dit is mij echter niet gelukt. Alex werd door de langste en ik door de kleinere meegenomen naar het politiebureau te Apeldoorn. Geen van beiden had in de gaten dat ik zelf een Jodin was. Ik had papieren ten name van Jacoba de Wilde. Onderweg vroeg de kleinste mij nog wel of ik mij wel meer met Joden bemoeide, hetgeen ik natuurlijk ontkende. Op het politiebureau werd ik door de kleine (Oosterdijk) apart in een kamer gezet, terwijl Alex door de langste (Pelk) apart ondervraagd werd. Toen de kleinste in die aparte kamer was, kwam er een agent om te telefoneren. In dien tusschentijd ging de kleine even weg, waarna de agent ook weg ging. Zonder iets te zeggen ben ik die agent gevolgd en ben het politiebureau uitgeloopen. Ze hebben mij niet weer gekregen, Ik heb nog moeite gedaan om Alex ook uit het politiebureau te smokkelen, doch voor ik voldoend connecties had, was Alex reeds doorgezonden. Beiden politemannen waren fel en vuil in hun optreden, vooral de langste.

Dan volgt de getuigenverklaring van Huibertus Oosterhuis (de kleine zoals hierboven gemeld):

Ter gelegenheid van een stationscontrole, hebben Pelk en ik eens een Jodenjongetje aangehouden op het station
alhier. Deze jongen, genaamd Frank Lodeize, was in gezelschap van een dame, genaamd Co de Wilde. Dit is
tenminste volgens hun opgaven. Beiden liepen achter op het perron buiten de overkapping. Pelk zag hen en
maakte mij erop attent dat het kind een Jood was. Hij sprak het kind direct aan en toen bleek al direct dat zijn
vermoeden juist was. Daar het kind in gezelschap was van die dame, heb ik mij over haar ontfermd en hebben Pelk
en ik hen samen naar het politiebureau alhier gebracht. Op het perron was ons reeds gebleken dat het kind
papieren had waaruit bleek dat het kind een half-Jood moeten zijn. Deze papieren vertrouwden wij niet.
Daar hij afkomstig was uit Amsterdam is vanuit het politiebureau de bevolking in Amsterdam opgebeld, waardoor
vast kwam te staan dat het kind geen half-Jood was, doch een Jood was. Dat de bevolking werd opgebeld was
geheel normaal. Dit gebeurde steeds met arrestanten.

Nawoord

Roeland concludeert het volgende:
Oosterhuis:

  • Hij erkent de vlucht van Co de Wilde
  • Alex zou verteld hebben dat hij in huis was geweest bij Huigen.
  • Huigen probeert, aldus de agenten, hen te overtuigen dat hij niet wist dat Alex Joods was. Ze hebben hem
    in die waan gelaten.
  • Achteraf gezien heeft Huigen misschien gelijk dat wij in verband met de papieren van dat kind, het hadden
    kunnen laten loopen zonder zelf in moeilijkheden te komen. Toen hebben wij dit echter niet aangedurft.

Pelk:

  • Zegt dat niet hij, maar Oosterdijk op het station Alex Kan heeft aangesproken.
  • Pelk weet niet zeker of er een standaard controle plaatsvond die dag. Misschien moesten ze met de trein,
    of gingen ze juist weg (de agenten dan).
  • De wachtmeester merkt verschillende keren op in het dossier dat Pelk nooit van iets weet en alles op de
    doodgeschoten Doppenberg probeert af te schuiven - dat is makkelijk want die kan zich niet verweren.
    Getuigenissen van Pelk komen vaak matig overeen met die van andere betrokkenen (Joden,
    onderduikgevers, etc.). Hij hekelt ook dat Pelk inzake Alex Kan alles op Oosterdijk probeert af te schuiven,
    terwijl de getuigen ook hier iets anders beweren wbt leiding en bruutheid

Naschrift van Alex F Kan:

Waarom wilde vader Jules dat Alex zijn reis (van maar 15 km) op zaterdag 12 juni van Apeldoorn naar Deventer ondernam?
Op dinsdag 15 juni 1943 vierde Jules zijn 43ste verjaardag en bovendien was Alex op 1 juni 13 jaar geworden. Speelde het gegeven dat joodse jongens dan religieus meerderjarig worden een rol (Bar Mitswah)?
In ieder geval blijkt dat Co de Wilde, de alias van Julia Polak, met hem van Apeldoorn naar Deventer zou reizen.

Het is een voor mij een zeer bijzonder document omdat mij nu voor het eerst duidelijk wordt hoe de arrestatie van Alex heeft plaatsgevonden. Mijn/zijn vader Jules Kan vertelde mij dat Alex in het SD gebouw aan de Euterpestraat/Gerrit van der Veenstraat in Amsterdam is verhoord. Hier waren Willy Lages en Ferdinand aus der Fünten meest verantwoordelijk. Ik herinner me nog goed hoe geschokt mijn vader was dat aus der Fünten werd vrijgelaten uit de Nederlandse gevangenis.
Uit deze getuigenverklaringen zou blijken dat Alex rechtstreeks van Apeldoorn naar Westerbork is gezonden, dus zonder in Amsterdam te zijn geweest.
Des te meer bijzonder dat Alex en Freddy en mijn grootouders Joëls, de toekomstige schoonouders van Freddy, in hetzelfde transport van 29 juni 1943 uit Westerbork vertrokken.

Op dinsdag 22 juni (de brief lijkt foutief gedateerd op [donderdag] 22-7-1943) schrijft Co de Wilde nogmaals een brief aan Gart, waarin zij refereert aan de razzia van 20 juni 1943. Vermoedelijk zijn Freddy en de grootouders Joëls ook in deze razzia opgepakt.