Vanaf de zomer van 1941 bespreken de Duitse autoriteiten met de Joodsche Raad de opening van werkkampen voor werkloze Joden. Ironisch genoeg zijn de meesten van hen juist vanwege de antisemitische wetten die de Duitsers hebben ingevoerd werkloos. Op 5 januari krijgt de Joodsche Raad te horen dat ze naar verwachting tegen 10 januari 1.402 Joden moeten aanwijzen voor transport naar de werkkampen. De Joodsche Raad protesteert maar geeft het bevel niettemin door aan het Amsterdamse Arbeidsbureau, dat de Joden selecteert op basis van hun leeftijd en mogelijkheid om te werken.
De Joodsche Raad zegt tegen de geselecteerden dat “ernstige maatregelen tegen u zullen worden genomen in geval van niet-naleving” en “we raden u ten zeerste aan om mee te werken in uw eigen belang.”
905 Joden reageren op de oproep en worden op transport gesteld naar een werkkamp in Drente. Dit is de eerste van een aantal transporten naar werkkampen. Gedurende dit proces wordt de Joodsche Raad in toenemende mate medeplichtig aan de Duitse eisen.
Tegelijkertijd probeert Alex' vader, Jules, een manier te vinden om Nederland te verlaten. Meerdere documenten tonen zijn mislukte pogingen aan. Op het schoolrapport van Alex schrijft zijn leraar dat hij veel lessen mist, mogelijk vanwege Jules' plannen om met zijn gezin te vertrekken.
Terwijl Jules een ontsnappingsroute probeert te vinden, vindt in Berlijn weer een ingrijpende en fatale gebeurtenis plaats. Op 20 januari komt een groep hooggeplaatste nazi-functionarissen bijeen in een villa aan de Wannsee. Ze bespreken de procedures en details van de “Endlösung”, de massamoord op alle Joden binnen het bereik van nazi-Duitsland. Dit evenement wordt bekend als de Wannsee-conferentie. Tegelijkertijd worden in het oosten van Polen drie vernietigingskampen gebouwd die duizenden mensen per dag kunnen doden: Treblinka, Bełżec en Sobibór. Medio 1942 zijn ze operationeel.
Voor de familie Kan blijkt het onmogelijk om te vluchten. Jules begint met het opbouwen van een netwerk van helpers en mogelijke schuilplaatsen. Een voordeel is dat hij via zijn handelsonderneming veel mensen kent.
Eind april stellen de Duitse autoriteiten opnieuw een vernederende maatregel in. Om de Joden verder te scheiden van de reguliere samenleving moeten alle Joden vanaf zes jaar de gele ster dragen. De Joodsche Raad heeft de taak om de sterren binnen drie dagen te verspreiden, en doet dit onder protest. De Joden moeten betalen voor de sterren.
Op 22 juni bevelen de Duitsers de Joden om hun fietsen binnen 48 uur in te leveren, eraan toevoegend dat ze “hun reservebanden en binnenbanden niet mogen vergeten”.
Dan, half juli, beginnen de deportaties. Aanvankelijk min of meer ordelijk met lijsten aangeleverd door de Joodsche Raad, maar daarna steeds gewelddadiger. Zowel Duitse soldaten als de Nederlandse politie slepen Joden uit hun huizen, pakken ze op straat en voeren ze af — soms met de auto, soms te voet.
Het is in deze weken dat de familie Kan onderduikt. Ze gaan uit elkaar en Ella, Jules en Alex duiken allemaal op verschillende plaatsen onder. Vanaf het begin zijn er meerdere mensen bij betrokken om hen te helpen. Ze zorgen voor onderduikplekken, zogeheten 'gasthuizen', en zorgen voor het doorgeven van brieven. Alle betrokkenen beginnen aliassen en afkortingen te gebruiken om locaties en identiteiten geheim te houden.